De Tweede Kamer staat open voor het invoeren van een minimumleeftijd voor fatbikes, een maatregel die is voorgesteld door meerdere gemeenten en de Fietsersbond om de veiligheid op de weg te vergroten. Hoewel dit op het eerste gezicht een eenvoudige oplossing lijkt, blijkt de realiteit een stuk complexer te zijn.
Traag Wetgevingsproces Het invoeren van een minimumleeftijd voor fatbikes vereist waarschijnlijk een wijziging in de wetgeving. Dergelijke wijzigingen kunnen jaren duren om door te voeren. Een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) zou een snellere route kunnen bieden, maar ook dit proces is niet eenvoudig en moet voldoen aan strikte procedures. Eerst moet de ministerraad het ontwerp goedkeuren, daarna moet de Raad van State advies geven en tenslotte moet de maatregel worden gepubliceerd in het Staatsblad.
Onduidelijkheden en Handhaving Een ander probleem is de handhaving van een dergelijke maatregel. Zelfs als er een leeftijdsgrens wordt ingevoerd, is het lastig te controleren of jongeren zich hieraan houden. Hidde Heutink van de PVV benadrukt dat het belangrijker is om te focussen op handhaving van bestaande regels tegen opgevoerde fatbikes, in plaats van nieuwe regelgeving toe te voegen.
Gebrek aan Onderscheid Daarnaast is het moeilijk om juridisch onderscheid te maken tussen fatbikes en andere e-bikes. Dit betekent dat een leeftijdsgrens mogelijk voor alle e-bikes zou moeten gelden, wat de maatregel ingewikkelder maakt en mogelijk tot bredere maatschappelijke weerstand kan leiden.
Conclusie Hoewel het voorstel voor een minimumleeftijd voor fatbikes in theorie een stap in de goede richting lijkt om de verkeersveiligheid te verbeteren, blijkt de praktische uitvoering ervan veel uitdagingen met zich mee te brengen. Wetgeving aanpassen kost tijd en inspanning, en de handhaving van dergelijke regels is niet eenvoudig. Het is duidelijk dat er meer nodig is dan alleen goede ideeën om dit probleem effectief aan te pakken.